E-nummers zijn stoffen die worden toegevoegd om eigenschappen van voedingsmiddelen te verbeteren. Voorbeelden zijn kleurstoffen, smaakversterkers en conserveermiddelen. E-nummers kunnen worden gewonnen uit de natuur of kunstmatig worden gemaakt in een fabriek. Als in een product E-nummers gebruikt zijn, dan staat de naam van de stof of het E-nummer op het etiket.
De Europese autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) beoordeelt of de stoffen veilig gebruikt kunnen worden. In de wet staat in welke producten een toevoeging gebruikt mag worden en hoeveel er maximaal aan producten mag worden toegevoegd.
Mensen met ‘fenylketonurie’(PKU) of een sulfietovergevoeligheid moeten bepaalde E-nummers mijden. Verder kan overmatig gebruik van polyolen een laxerend effect hebben.
Wil je iets weten over een specifiek E-nummer? Hieronder kun je het opzoeken. Je kunt zoeken op het E-nummer of op de naam van de stof. Er worden per E-nummer maximaal 8 producten aangegeven
die een goede indruk geven waar de stof in kan zitten. Dit is geen volledige
lijst, want sommige E-nummers worden aan heel veel producten toegevoegd.
Wat zijn E-nummers?
E-nummers zijn toevoegingen, ook wel additieven genoemd. Als aan een product een E-nummer toegevoegd is, is het een ingrediënt in het product. Je kunt het dus terugvinden in de ingrediëntenlijst op het etiket. Een E-nummer wordt alleen toegevoegd aan een product om een eigenschap te verbeteren, bijvoorbeeld de kleur, smaak of houdbaarheid. Het is dus niet hetzelfde als de ingrediënten zout, suiker, azijn of saffraan, want dit zijn op zichzelf ook voedingsmiddelen.
Hoe worden E-nummers gemaakt?
Er zijn verschillende manieren om E-nummers te maken. Soms worden ze gewonnen uit planten, struiken en bomen. Zo worden bepaalde kleurstoffen gehaald uit planten. Een ander voorbeeld is de zoetstof steviolglycosiden (E960), die met een complex en chemisch proces uit de bladeren van de steviaplant wordt gehaald.
E-nummers die gemaakt worden met stoffen uit de natuur kunnen ook een dierlijke oorsprong hebben. Zo kan bij toepassing van de oranje kleurstof E161g (canthaxanthine) gelatine gebruikt worden, kan de emulgator en stabilisator E483 (stearyltartraat) gemaakt worden met vet van varkens en komt de rode kleurstof E120 (cochenille extract, karmijnzuur, karmijn) van schildluizen. Sommige E-nummers kunnen daarom niet geschikt zijn voor veganisten, vegetariërs en sommige religies.
Ook zijn er E-nummers die gewonnen worden uit gesteentes, zoals de witte kleurstof calciumcarbonaat (E170), die kan komen uit kalksteen.
Andere E-nummers komen van nature voor in planten en dieren, maar worden kunstmatig in de fabriek gemaakt. Vaak is het veel goedkoper om een stof in de fabriek te maken, dan om het uit de natuur te halen. Een voorbeeld is de smaakversterker glutamaat dat in de fabriek gemaakt wordt met een natuurlijk proces, namelijk fermentatie. Er worden bacteriën toegevoegd aan suikers waarna glutamaat (E620) ontstaat.
Er zijn ook E-nummers die in de natuur niet voorkomen, bijvoorbeeld de azo-kleurstoffen (E102, E110, E122, E123, E124, E129, E151, E155 en E180). Die worden kunstmatig gemaakt in een fabriek door stoffen te bewerken.
Genetische gemodificeerde organismen (GMO's)
Voor het maken van bepaalde E-nummers kunnen genetische gemodificeerde organismen (GMO’s) gebruikt worden. Een voorbeeld is vitamine B2 (riboflavinen, E101) dat gemaakt kan worden met genetisch gemodificeerde bacteriën of gisten. De vitamine zelf is niet genetisch gemodificeerd. Alleen als genetisch gemodificeerde stoffen zelf in het voedingsmiddel zitten, staat dit op het etiket. Wordt een E-nummer gemaakt met behulp van GMO, dan staat dat niet op het etiket. Het organisme zelf zit namelijk niet in het voedingsmiddel, alleen de stof die het organisme gemaakt heeft. De biologische sector maakt geen gebruik van genetische modificatie.
In de E-nummerzoeker is te vinden of bij de productie van een E-nummer mogelijk genetische gemodificeerde organismen gebruikt zijn.
Waarom zitten er E-nummers in voedingsmiddelen?
Toevoegingen hebben altijd een functie in een product. Soms hebben ze meer dan één functie en vallen daarom onder meerdere groepen tegelijk. Aan het E-nummer kun je vaak al opmaken wat voor functie het heeft in een voedingsmiddel. Zo hebben de kleurstoffen bijvoorbeeld nummers tussen 100 en 200. Tussen de 200 en de 300 vind je de conserveermiddelen en de voedingszuren, en tussen de 300 en de 400 de antioxidanten en voedingszuren.
Hieronder staan alle E-nummercategorieën en hun functie.
Wat voor effect hebben E-nummers op je gezondheid?
Alle E-nummers zijn goed onderzocht, goedgekeurd en kunnen daarom veilig in producten gebruikt worden. Toch zijn er mensen die producten met E-nummers liever mijden. Dat komt vooral doordat er verhalen in omloop zijn die mensen waarschuwen voor E-nummers, omdat deze schadelijk voor de gezondheid zouden zijn. Deze verhalen zijn vaak gebaseerd op verkeerde conclusies en onzorgvuldige onderzoeken. Hoe zo’n verkeerde conclusie kan ontstaan, en wat bedoeld wordt met ‘onzorgvuldig’ lees je hier. Of het gaat om effecten van de stof bij hele hoge doseringen, die gemeten zijn bij dierproeven. Deze hoge doseringen krijgen wij via voedingsmiddelen helemaal niet binnen. Ook als je heel veel van een product eet of drinkt, kom je niet aan de hoeveelheden waaraan die dieren zijn blootgesteld.
Kun je overgevoelig zijn voor E-nummers?
Het komt wel eens voor dat mensen klachten krijgen na het eten van voedingsmiddelen met E-nummers. Regelmatig wijten mensen deze klachten aan een overgevoeligheid voor bepaalde E-nummers, bijvoorbeeld voor glutamaat of bepaalde kleurstoffen. In de praktijk komen gevoeligheden voor toevoegingen echter heel weinig voor.
Vaak is het onduidelijk waar de klachten door komen. Maar dit soort overgevoeligheidsreacties kunnen wel ernstige overlast geven. Als dergelijke reacties optreden, raden we aan om contact op te nemen met de huisarts of een allergoloog zodat goed onderzocht kan worden wat de oorzaak is.
Zijn E-nummers veilig?
Een stof mag niet zomaar als toevoeging gebruikt worden. In de Europese Unie (EU) moeten nieuwe toevoegingen eerst worden goedgekeurd. De Europese voedselveiligheidsautoriteit (EFSA) beoordeelt of de stoffen veilig gebruikt kunnen worden. Vervolgens krijgen ze van de Europese Commissie een E-nummer. In de wet staat namelijk in welke producten een toevoeging gebruikt mag worden en hoeveel er maximaal mag worden toegevoegd.
Hoeveel van een E-nummer is veilig?
Voor nieuwe toevoegingen die mogelijk in aanmerking komen voor een E-nummer, moet eerst de aanvaardbare dagelijkse inname (ADI) worden vastgesteld. Dit is de gemiddelde hoeveelheid van een stof die je elke dag gedurende je hele leven via de voeding binnen kan krijgen, zonder nadelige gevolgen voor je gezondheid. De ADI wordt meestal vastgesteld op basis van dierproeven.
Als de ADI is vastgesteld, dan weet je dat er een 'veilige hoeveelheid' is van de stof die je binnen kan krijgen. De EFSA kijkt vervolgens in welke producten de stof zit, zodat bij mensen met een normaal eetpatroon geen overschrijdingen van deze hoeveelheid plaatsvinden. Zo zorgt de EFSA ervoor dat je niet meer binnen kan krijgen dan de ADI.
Ook onderzoekt de EFSA of het echt noodzakelijk is dat een toevoeging gebruikt wordt.
Pas als dit allemaal is vastgesteld, krijgt de stof een E-nummer.
Ontwikkelingen worden bijgehouden
Als een stof een E-nummer heeft gekregen, houdt de EFSA vervolgens bij of er nieuwe onderzoeken uitkomen die een ander licht werpen op de veiligheid van de stof. De EFSA beoordeelt die onderzoeken en vergelijkt ze met al bestaande onderzoeken.
Als de nieuwe onderzoeken andere inzichten geven over de veiligheid van de stof of twijfels oproepen, dan kan de EFSA de ADI aanpassen. De Europese Commissie kan op basis van de beoordeling van EFSA de wet aanpassen, door bijvoorbeeld een stof in meer producten of juist minder producten toe te staan, of de stof helemaal niet meer toe te staan.
Zijn producten met E-nummers gezond?
E-nummers zoals zoetstoffen, kleurstoffen en smaakversterkers zitten vaak in producten die niet in de Schijf van Vijf staan. Voor producten buiten de Schijf van Vijf geldt het advies: niet te veel en niet te vaak. Sommige mensen willen E-nummers liever vermijden. EFSA geeft aan dat je producten met E-nummers veilig kunt eten, maar er is ook niets op tegen om de producten te laten staan.
Mensen met ‘fenylketonurie’ (PKU) of met een overgevoeligheid voor sulfiet moeten sommige E-nummers mijden.
PKU
Mensen met de erfelijke aandoening PKU kunnen het aminozuur fenylalanine uit
aspartaam niet goed afbreken. Dit heeft negatieve effecten in de hersenen als gevolg. Elke baby in Nederland wordt op deze ziekte getest met een hielprikje. Op producten met aspartaam (E951 en E962) staat voor mensen met deze aandoening de waarschuwing “bevat aspartaam (een bron van fenylalanine)” of “bevat een bron van fenylalanine”.
Sulfiet
Sommige mensen kunnen een overgevoeligheidsreactie krijgen als ze sulfiet binnen krijgen, een stof dat als conserveermiddel of antioxidant kan voorkomen in bijvoorbeeld wijn. Dit komt het meest voor onder astmapatiënten. Naar schatting loopt minder dan 4% van de astmapatiënten het risico op een overgevoeligheidsreactie op sulfiet. De reacties kunnen mild tot heftig zijn en het gaat dan om hartkloppingen, huiduitslag en vochtophoping. Mensen met een overgevoeligheid voor sulfieten kunnen deze stoffen het beste mijden. Als een product meer dan 10 mg per kilo of 10 mg per liter zwaveldioxide (E 220) of sulfieten (E 221 tot en met E 228), bevat, moet sulfiet als ingrediënt benadrukt worden op het etiket.
Hoe weet je of er E-nummers in een product zitten?
Als in een product toevoegingen gebruikt zijn, dan staan deze bij de ingrediënten. Eerst staat de naam van de categorie aangegeven, bijvoorbeeld ‘kleurstof’ of ‘smaakversterker’ gevolgd door de naam van de stof of het E-nummer. Als de stof meerdere functies heeft, dan wordt de categorie aangegeven die past bij de belangrijkste functie van het E-nummer in het voedingsmiddel.
‘Clean label’
Steeds meer voedingsmiddelenfabrikanten willen hun producten een zogenaamd ‘clean label’ geven. Fabrikanten vermijden dan kunstmatig gemaakte stoffen of vermelden in plaats van het E-nummer, de volledige naam van de toegevoegde stof op het etiket. Dat mag volgens de wet. Dus in plaats van E330 zet een fabrikant dan ‘citroenzuur’ op het etiket.
Of fabrikanten voegen alternatieven voor bepaalde E-nummers toe, bijvoorbeeld gistextract als vervanging van E621 (glutamaat). In gistextract zit namelijk van nature een relatief hoge concentratie glutamaat, dus daarmee krijg je dezelfde hartige, ‘umami’-smaak. Als er gistextract in een product zit in plaats van glutamaat, dan noemt de fabrikant gistextract in de ingrediëntendeclaratie.
Waarschuwingen op het etiket
Op producten met aspartaam (E951 en E962) staat voor mensen met de aandoening fenylketonurie (PKU) de waarschuwing “bevat aspartaam (een bron van fenylalanine)” of “bevat een bron van fenylalanine”.
Voor mensen met een overgevoeligheid voor sulfieten, staat op producten met meer dan 10 mg per kilo of 10 mg per liter zwaveldioxide (E220) of sulfiet (inclusief de toegevoegde sulfieten E221- E228), sulfiet als ingrediënt benadrukt worden op het etiket.
Op levensmiddelen die meer dan 10% toegevoegde polyolen bevatten staat op het etiket de waarschuwing: “overmatig gebruik kan een laxerend effect hebben”.
Op etiketten van producten waar de kleurstoffen tartrazine (E102), chinolinegeel (E104), zonnegeel FCF/oranjegeel S (E110), azorubine, karmozijn (E122), ponceau 4R, cochenillerood A (E124) of allurarood AC (E129) inzitten, staat “[naam of E-nummer]: kan de activiteit of oplettendheid van kinderen nadelig beïnvloeden”. Deze waarschuwing staat er uit voorzorg op. Lees meer over Azo-kleurstoffen.