Voedingscentrum.nl maakt gebruik van cookies. Waarom? Lees onze uitleg.
Menu
Zoek

Door dik en dun

Heleen Schuit-Van Raamsdonk

Heleen Schuit-Van Raamsdonk

Projectleider Eetomgevingen
8 juni 2021

Het is zaterdagochtend half elf. Ik fiets met mijn zoon van 11 naar een schoolplein in de buurt waar ze klimmen, klauteren en achter elkaar aan rennen. Onderweg zien we een meisje lopen met haar ouders. Ik denk dat ze een jaar of 4 was. Ze heeft een grote zak chips in haar hand en is de enige die ervan eet.

Ik vraag aan mijn zoon of hij het ook zag, maar dat was niet zo. Op weg naar het schoolplein spoken er allerlei vragen door mijn hoofd. Zou dit haar ontbijt zijn? Een tussendoortje of vroege lunch? Heeft ze er zelf om gevraagd of heeft ze het ongevraagd gekregen? Is het eenmalig of krijgt ze dit elke (zater)dag?

Wat is nog gewoon?

Ik voel machteloosheid. Dit jonge meisje heeft geen idee wat de effecten zijn voor haar gezondheid later als dit gewoontegedrag wordt. Maar die ouders misschien ook niet? Nu had ze op het oog nog een gewoon gewicht, maar ik vraag me steeds vaker af ‘wat is gewoon?’. De norm verschuift. Net als bij portiegroottes. Een mediumportie van nu, verkocht men jaren geleden nog als een large-portie.

Bij de perceptie van overgewicht gebeurt volgens mij hetzelfde. Want wat is nog gewoon als de helft van de Nederlanders te zwaar is? Ondanks de aandacht en inzet voor het terugdringen van overgewicht bij jongeren laten recente cijfers van het CBS zien dat het percentage jongeren met overzicht de afgelopen jaren is toegenomen van 16% naar 18%. Dat is 1 op de 6 van de 4- tot 25-jarigen die te zwaar is.

Paradoxaal genoeg ervaart deze groep jongeren hun gezondheid als (zeer) goed, maar ze kunnen nu de gevolgen op langere termijn nog niet overzien.

Friet met milkshake

Mijn zoon valt precies in die leeftijdsgroep, dus automatisch denk ik dan aan hem en zijn vrienden en klasgenoten. Hij zit in groep 7 en hij heeft al sinds het begin van de basisschool een groep van 5 vrienden. Ze zijn hecht en spelen leuk met elkaar. Toen ze nog klein waren, kwamen ze vaak over de vloer. Bij het halen en brengen na het spelen zie je heus dat er bij die vrienden thuis andere eet-, drink- en opvoedingsgewoontes zijn. Logisch en daar leren ze ook veel van.

Nu de jongens groter en zelfstandiger zijn, hoef ik niet meer mee naar school. En komen zijn vrienden ook minder vaak spelen. Ze spreken met hun groepje af in het dorp. Onlangs vertelde hij dat een van z’n vrienden 20 euro meekreeg, zodat ze friet met een milkshake konden kopen na school. Ik beet op m’n tong. 2 dagen later hetzelfde verhaal, maar deze keer andere ouders die 20 euro meegaven. Maar toen het voor de derde keer die week gebeurde, wilde ik het toch met hem bespreken. Ik vroeg hem wat hij er zelf van vond. Hij vond het vooral erg lekker, maar begreep ook dat dit niet past binnen onze opvoedstijl.

Maar toen was het zijn beurt om geld mee te nemen. Een dilemma, want je wil dat je kind erbij hoort, maar niet ten koste van alles. We zijn tot een compromis gekomen. Hij stelde voor dat hij 10 euro kreeg en dan zouden ze daar alleen een ijsje van kopen. Hij vertelde eind van de middag dat zijn vrienden dat ook prima vonden.

Een paar weken later was hij jarig. Met z’n kinderfeestje gingen we naar de speeltuin in de buurt. We verzamelden bij ons thuis. Ik zag zijn vrienden na lange tijd weer. Ik schrok van hun gewicht; 4 van de 5 vrienden waren beduidend zwaarder geworden. Ik zei dat later tegen mijn zoon, maar hij vond van niet. Dat snap ik. Hij ziet ze elke dag en iets wat zo geleidelijk gaat, valt niet meer op.

Vriendschapsband

Terug naar afgelopen zaterdag. Toen we bijna bij het schoolplein waren aangekomen, vroeg ik hem wat hij ervan vond dat het meisje van 4 jaar een zak chips aan het eten was. Hij was heel resoluut. Hij vond het erg dat de ouders dit goed vonden en hij was bang dat het meisje hierdoor verkeerde gewoontes zou aanleren.

Waar houdt je rol als beschermende ouder op en begint de zelfredzaamheid van je kind in de obesogene omgeving waarin we leven?

Toen vroeg ik hem hetzelfde over zijn vrienden. Wat vond hij ervan dat ze steeds ongezonder gingen eten en steeds zwaarder werden? Het bleef stil. Heel lang stil. Tot slot zei hij ‘ik weet het niet, want het zijn wel mijn vrienden’. Ik vond dat een hele mooie gedachte. En het maakte me trots dat de band met zijn vrienden zo hecht is, dat hij het moeilijk vindt om kritiek te hebben op hun (eet)gedrag. Ik vond het ook opmerkelijk; het maakt blijkbaar verschil of het over een onbekende gaat of over iemand die dicht bij je staat.

Bij jongeren is de sociale druk sterker dan bij andere leeftijden. Alles draait om acceptatie binnen een groep. Waar houdt je rol als beschermende ouder op en begint de zelfredzaamheid van je kind in de obesogene omgeving waarin we leven? Ik kan hem in ieder geval voedselvaardig maken en bijbrengen dat je nu goed voor je lichaam moet zorgen om later ook fit te zijn. En hij heeft mij laten inzien dat vriendschap voor hem echt door dik en dun gaat.